Ter gelegenheid van het feit dat hij precies 25 jaar geleden op een door hem zelf gebouwd vliegtuig zijn vliegbrevet haalde, besloot A.H.G. Fokker op 16 mei 1936 een stichting in het leven te roepen die het “A.H.G. Fokkerfonds”, waarin hij als eerste een bedrag van ƒ 100.000 stortte, moest beheren.
Het Fonds stelde zich ten doel:
1. Het bevorderen van de opleiding – binnen den kortst mogelijken tijd – van een zoo groot mogelijk aantal Nederlanders tot vliegtuigbestuurders – zulks bijzonderlijk in verband met het belang, dat de nationale defensie heeft bij een krachtige versterking van de reserve aan vliegtuigbestuurders – door een aantal Nederlanders, die voor een opleiding tot vliegtuigbestuurder geschikt zijn te achten, geheel of gedeeltelijk tegemoet te komen aan de kosten aan zulk een opleiding verbonden.

2. Voor zover daarin niet op andere wijze wordt voorzien, steun te verleenen aan:
a. Nederlandse luchtvaartpioniers en weduwen en weezen van dezen;
b. Nederlanders, die in de uitoefening van de civiele of militaire Nederlandsche luchtvaart geheel of gedeeltelijk invalide zijn geworden en weduwen en weezen van dezen;
c. Weduwen en weezen van Nederlanders die bij de uitoefening van de Nederlandsche civiele of militaire luchtvaart het leven verloren;
een en ander voor zoover de betrokkenen in behoeftige omstandigheden verkeren.

3. Het bevorderen van de verdere ontwikkeling der Nederlandsche luchtvaart in het algemeen, b.v. door het – in bijzondere gevallen – verstrekken van studiebeurzen aan hen, die zich voor een functie in die luchtvaart voorbereiden.

4. Het verleenen van steun en het nemen van het initiatief tot maatregelen, wanneer zulks – ter beoordeling van het bestuur van het “A.H.G. Fokker-Fonds” – aan den bloei van de Nederlandsche luchtvaart ten goede kan komen.
De beoordeling hoe de middelen van het “A.H.G. Fokker-Fonds” ter bereiking van deze doelstellingen moesten worden aangewend, berustte bij het bestuur van het fonds.

Namens de heer A.H.G. Fokker werden aangezocht om in dat bestuur zitting te nemen: als voorzitter ir. J.E.F. de Kok (voorzitter van de KNVvL) en als leden: de heren C. Kolff (voorzitter van de Raad van Beheer der Nationale Luchtvaartschool te Rotterdam) en J.E. van Tijen (onder-directeur van de N.V. Nederlandsche Vliegtuigenfabriek te Amsterdam). In het eerste jaar werden 23 leerlingen voor het zweefvliegbrevet, 33 leerlingen voor het motorvliegbrevet en acht gebrevetteerden voor het onderhoud van hun vliegvaardigheid bij het Fokkerfonds ingeschreven. Ook werd een luchtvaartpionier financieel gesteund.